Het is vijf uur in de ochtend als Lizzie en ik beneden zijn, zij aan haar ontbijt en ik aan mijn breiwerk. Lief, dat verzin je toch niet. Maar het is zo. Je dochter, die volgend jaar op de universiteit van Amsterdam theaterwetenschappen gaat studeren en drie dagen geleden haar opa heeft verloren, moet over een uur op de fiets zitten om de Blokker te gaan bevoorraden na de verbouwing.
Het vriest flink en dat brengt me terug naar november 1994, toen het ook vroor en we elkaar elke dag warm hielden, zo verliefd dat sneeuw en kou ons niet deerden, zelfs niet in dat piepkleine huisje waar jij tijdelijk woonde. In die tijd was het in november, december en januari altijd koud. Maar in die tijd waren we samen. God, wat mis ik die tijd.
Als Lizzie goed een dikke 20 minuten weg is, gaat de telefoon. Bizar, om kwart over zes in de ochtend. Ik hoor aan de andere kant van de lijn hoe ze hijgt. “Mijn fiets is in zijn versnelling vastgevroren en ik krijg hem niet los. Zo kan ik niet nog drie kwartier doorfietsen. Ik ga mijn collega bellen om te vragen of ik met haar mee kan rijden, ze woont hier tien minuutjes vandaan..” Ik vertel haar dat ik het een goed plan vind, erger me er aan dat ik niet voor een oplossing kan zorgen, maar Lizzie is zelfstandig genoeg om dat zelf te doen.
Opnieuw buig ik me over de muzikale interludes van pappa’s uitvaart. Opera? Nee, dat zou hij graag horen maar ik heb te maken met de mensen die aanwezig zullen zijn en omdat de familie zo klein is geworden, zijn het voornamelijk de kinderen van zusje lief met hun partners. Die kan ik de champagne-aria van Don Giovanni niet aan doen, maar ook niet de beeldschone Russische dans van Tsjaikovski of een vioolconcert van Mendelssohn. Maar tegelijkertijd wil ik niet de alle dertien goed klassieke dingen, omdat die wel bekend zijn. Jij weet ook dat pappa zich in zijn graf zou omdraaien terwijl hij daar niet eens in ligt! Dus… ik zoek en probeer uit en bedenk en neem nog een matineuze kop koffie. Pieker hoe ik mijn “speech” ga indelen. Ik ga het op de muziek gooien, dat wat pappa me zo intens heeft meegegeven en waar ik hem dagelijks dankbaar voor ben.
De BBC laat Mozarts “Eine kleine nachtmusik” horen. En dat lijkt een tekentje. Oké, dat is licht genoeg voor de niet klassieke muziekliefhebbers onder de genodigden. En het is Mozart genoeg om de sfeer van mijn meisjestijd op te roepen, waarin pappa met zijn sigaartje en zijn zondagochtend-muziek een prominente rol speelde. Dat wordt dus een van de muziekstukken.
Zusje wilde “iets van Grieg.” Pappa was niet echt een liefhebber van Grieg en de “morgenstemming van Peer Gynt” is mij teveel aanwezig op de crematoriumlijst. Maar Solvej’s dans zou pappa’s goedkeuring wel kunnen wegdragen. Zusje vindt het mooi. Welke muziek moet ik nog laten klinken?
En dan open ik de oude dekenkisten en ga ik opnieuw binnen vijf weken door oude foto’s heen. Opnieuw afbeeldingen zoeken van vroeger, van toen alle opa’s er nog waren, de kinderen klein, jij en ik jong…. En opnieuw denk ik met een brok in mijn keel, zoals al meer dan vier jaar: “Wie verzint dit toch allemaal? Waarom toch?” Tegelijkertijd beseffend dat het gewoon, niets anders dan Het Leven is…